515220-001 515220-001
6 7
Istruzioni di installazione e manutenzione
IT
Elettrovalvole 2/2 NC e NA, 1 1/4 ÷ 2 - Serie 238
a pilota integrato, membrana non guidata
DESCRIZIONE
Le elettrovalvole serie 238, G 1 1/4 ÷ G 2, sono valvole a 2
vie, normalmente chiuse o normalmente aperte, a membrana
non guidata. Il corpo valvola ed il coperchio sono in ottone.
INSTALLAZIONE
Le elettrovalvole devono essere utilizzate esclusivamente ri-
spettando le caratteristiche tecniche specifi cate sulla targhetta.
Per evitare che il materiale venga danneggiato, non lasciare
che i liquidi solidifi chino alle basse temperature e rispettare
i limiti massimo e minimo. Variazioni sulle valvole o sui piloti
sono possibili solo dopo aver consultato il costruttore o i suoi
rappresentanti. Prima dell’installazione depressurizzare i tubi
e pulire internamente.
Le elettrovalvole possone essere montate in tutte le posizioni.
Diversamente, una freccia posta sulla valvola indica che deve
essere montata in posizione verticale e diritta.
La direzione del fl usso e’ indicata sui corpo della valvola per
mezzo di una freccia .
I raccordi devono essere conformi alla misura indicata sulla
targhetta apposta.
Attenzione:
• Ridurre i raccordi puo’ causare operazioni sbagliate o mal-
funzionamento.
• Per proteggere il componente installare, il più vicino pos-
sibile al lato ingresso, un fi ltro adatto al servizio.
• Se si usano nastro, pasta, spray o lubrifi canti simili durante
il serraggio, evitare che delle particelle entrino nel corpo
della valvola.
• Usare un’attrezzatura appropriata e utilizzare le chiavi solo
sul corpo della valvola.
• Per evitare danni al corpo della valvola, NON SERRARE
ECCESSIVAMENTE i tubi.
• Non usare la valvola o il pilota come una leva.
• I raccordi non devono esercitare pressione, torsione o
sollecitazione sull’elettrovalvola.
ALLACCIAMENTO ELETTRICO
L’allacciamento elettrico deve essere effetuato esclusiva-
mente dal personale specializzato e deve essere conforme
alle Norme locali.
Attenzione:
• Prima di mettere in funzione togliere l’alimentazione elettrica,
diseccitare il circulto elettrico e le parti sotto tensione.
• I morsetti elettrici devono essere correttamente avvitati,
secondo le Norme, prima della messa in servizio.
•
Le elettrovalvole devone essere provviste di morsetti di terra
a seconda della tensione e delle Norme di sicurezza locali.
I piloti possono avere una delle seguenti caratteristiche elettriche:
• Connettore disinnestabile, taglia 30, ISO 4400 / EN 175301-
803, forma A
, bobina ANX/BNX, se installato correttamente
e’ IP-65.
MESSA IN FUNZIONE
Prima di dare pressione alla valvola, eseguire un test elettri-
co. Eccitare la bobina diverse volte fi no a notare uno scatto
metallico che dimostra il funzionamento del pilota.
SERVIZIO
Molte elettrovalvole sono provviste di bobine per funziona-
mento continuo. Per prevenire la possibilita’ di danneggiare
cose o persone, non toccare il pilota.
La custodia della bobina o del pilota puo’ scaldarsi anche in
normali condizioni di funzionamento. Se di facile accesso,
l’elettrovalvola deve essere protetta per evitare qualsiasi
contatto accidentale.
EMISSIONE SUONI
L’emissione di suoni dipende dall’applicazione e dal tipo di
elettrovalvola. L’utente puo’ stabilire esattamente il livello del
suono solo dopo aver installato la valvola sul suo impianto.
MANUTENZIONE
Generalmente questi componenti non necessitano spesso di
manutenzione. Comunque, in alcuni casi e’ necessario fare
attenzione a depositi o ad eccessiva usura. Questi componenti
devono essere puliti periodicamente, il tempo che intercorre
tra una pulizia e l’altra varia a seconda delle condizioni di
funzionamento. Il ciclo di durata dei componenti dipende dalle
condizioni di funzionamento. In caso di usura e’ disponibile
un set completo di parti interne per la revisione.
Se si incontrano problemi durante l’installazione e la manutenzione
o se si hanno dei dubbi, consultare ASCO o i suoi rappresentanti.
SMONTAGGIO VALVOLA
Prima di qualsiasi operazione di manutenzione o
rimessa in marcia, interrompere l’alimentazione dell’e-
lettrovalvola, depressurizzare la valvola e scaricarla, per
evitare il rischio di danni a persone o cose.
Dissassemblare la valvola come segue:
1. Rimuovere il connettore e se necessario, togliere la clip di
fi ssaggio facendo attenzione a non perderla e poi rimuovere
la bobina.
2.
Togliere le viti di fi ssaggio del coperchio e rimuovere lo stesso.
3.
Rimuovere la molla della membrana e l’insieme membrana.
4. Tutte le parti sono ora accessibili per l’operazione di pulizia
e sostituzione.
RIASSEMBLAGGIO VALVOLA
Riassemblare la valvola in ordine inverso rispetto alla pro-
cedura dello smontaggio, facendo particolare attenzione
al disegno esploso per l’identifi cazione delle parti sostituite.
1.
Sostituire l’insieme membrana. ATTENZIONE, controllare la
posizione: il foro di pilotaggio nella membrana deve corrispon-
dere al foro inserito sul corpo valvola, lato uscita (nota 1).
2.
Posizionare la molla nella sede superiore dell’insieme membrana.
3. Inserire il coperchio con le viti di fi ssaggio. Il serraggio delle
viti (4) deve essere fatto in maniera incrociata rispettando
la coppia di serraggio.
4. Rimontare la bobina e la clip di fi ssaggio.
5. Dopo avere terminato la manutenzione, azionare la valvola
alcune volte per accertarsi del perfetto funzionamento in
apertura ed in chiusura.
Installatie- en onderhoudsinstructies
NL
Magneetafsluiters 2/2 NC en NO, 1 1/4 tot 2 - serie 238
met geïntegreerde besturing, niet-gekoppeld membraan
OMSCHRIJVING
De magneetafsluiters van de serie 238, G 1 1/4 tot G 2, zijn
afsluiters met twee poorten NC (normaal gesloten) of NO
(normaal geopend), met niet-gekoppeld membraan. Het
klephuis en de klepdeksel zijn van messing.
INSTALLATIE
ASCO produkten mogen uitsluitend toegepast worden binnen
de op de naamplaat aangegeven specifi caties of volgens de
documentatie. Om schade aan het materiaal te voorkomen,
vermijden dat de vloeistoffen stollen bij lage temperatuur en
de hoogste en laagste temperaturen respecteren.
Wijzigingen, zowel elektrisch als mechanisch, zijn alleen
toegestaan na overleg met de fabrikant of haar vertegenwoor-
diger. Voor het inbouwen dient het leidingssysteem drukloos
gemaakt te worden en inwendig gereinigd.
De positie van de afsluiter is naar keuze, behalve in die geval-
len waarbij het tegendeel door pijlen op het spoel (huis) of in
de documentatie wordt aangegeven.
De doorstroomrichting wordt aangegeven op het afsluiterhuis
of in de documentatie.
De pijpaansluiting moet overeenkomstig de naamplaatgege-
vens of de indicaties op het klephuis plaatsvinden.
Hierbij moet men letten op:
• Een reductie van de aansluitingen kan tot prestatie- en
funktie-stoornis leiden.
• Ter bescherming van de interne delen wordt een fi lter in
het leidingnet aanbevolen.
• Bij het gebruik van draadafdichtingspasta of tape mogen
er geen deeltjes in het leidingwerk geraken.
• Men dient uitsluitend geschikt gereedschap voor de montage
te gebruiken.
• Bij konische/tapse koppelingen moet met een zodanig kop-
pel worden gewerkt dat het produkt niet wordt beschadigd.
• Het produkt, de behuizing of de spoel mag niet als hefboom
worden gebruikt.
• De pijpaansluitingen mogen geen krachten of momenten
op het produkt overdragen.
ELEKTRISCHE AANSLUITING
In geval van elektrische aansluiting dient dit door vakkundig
personeel te worden uitgevoerd volgens de door de plaatse-
lijke overheid bepaalde richtlijnen.
Men dient in het bijzonder te letten op:
• Voordat men aan het werk begint moeten alle spannings-
voerende delen spanningsloos worden gemaakt.
• Alle aansluitklemmen moeten na het beëindigen van het
werk volgens de juiste normen worden aangedraaid.
•
Al naar gelang het spanningsbereik, moet het produkt volgens
de geldende normen van een aarding worden voorzien.
Het produkt kan de volgende aansluitingen hebben:
•
Uitneembare steker, grootte 30,
ISO 4400 / EN 175301-803,
vorm A
, spoel ANX/BNX (bij juiste montage wordt de dicht-
heidsklasse IP-65 verkregen).
IN GEBRUIK STELLEN
Voordat de druk aangesloten wordt dient een elektrische test
te worden uitgevoerd. Ingeval van magneetafsluiters, legt
men meerdere malen spanning op de spoel aan waarbij een
duidelijk “klikken” hoorbaar moet zijn bij juist funktioneren.
GEBRUIK
De meeste magneetafsluiters zijn uitgevoerd met spoelen
voor continu gebruik. Omdat persoonlijke of zakelijke schade
kan ontstaan bij aanraking dient men dit te vermijden, daar bij
langdurige inschakeling de spoel of het spoelhuis heet kan
worden. In voorkomende gevallen dient men de spoel af te
schermen voor aanraking.
GELUIDSEMISSIE
Dit hangt sterk af van de toepassing en het gebruikte medium.
De bepaling van het geluidsniveau kan pas uitgevoerd worden
nadat het ventiel is ingebouwd.
ONDERHOUD
Het onderhoud aan de afsluiters is afhankelijk van de bedrijfs-
omstandigheden.
In bepaalde gevallen moet men bedacht zijn op media welke
sterke vervuiling binnen in het produkt kunnen veroorzaken.
Men dient dan regelmatig inspecties uit te voeren door de
afsluiter te openen en te reinigen. Indien ongewone slijtage
optreedt dan zijn reserve onderdelensets beschikbaar om
een inwendige revisie uit te voeren.
Ingeval problemen of onduidelijkheden tijdens montage, ge-
bruik of onderhoud optreden dan dient men zich tot ASCO
of haar vertegenwoordiger te wenden.
DEMONTAGE
Alvorens aan het onderhoud te beginnen of voordat men de
magneetafsluiter weer in werking stelt, sluit de toevoer naar
de stuurventielen af, maak de afsluiter drukloos en ontlucht
hem, ter voorkoming van lichamelijke of materiële schade
Neem de afsluiter op een ordelijke wijze uitelkaar.
1. Verwijder de montage clip en de elektromagneet-kop van
de kernbuis. LET OP: als de montage clip los raakt dan
kan deze omhoog springen.
2.
Schroef de klepdeksel schroeven los en verwijder het deze.
3. Verwijder de diafragma veer en het diafragma.
4.
Alle delen zijn nu toegankelijk voor reiniging of vervanging.
MONTAGE
Hermonteer de afsluiter in de omgekeerde richting van de
demontage. Op de dwarsdoorsnedes ziet u hoe de onder-
delen geplaatst moeten worden.
1.
Vervang het diafragma. ET OP de richting: zorg ervoor dat
de opening in het membraan samenvalt met de opening in
het lichaam van de afsluiter, aan de uitgangszijde - (noot
(1) ).
2. Monteer de diafragma veer op de juiste wijze. Gesloten
windingen aan de diafragma zijde.
3. Monteer het klepdeksel met de (4) schroeven. Draai de
schroeven met het juiste koppel kruisgewijs aan.
4. Hermonteer de spoel, en bevestig vervolgens de clips.
5. Na het onderhoud dient men de afsluiter een aantal malen
te bedienen om het openen en sluiten te controleren.